In het begin van de opleiding word je voornamelijk voorbereid op het voertuigbeheersing examen (AVB). Hiervoor moet je 12 bijzondere verrichtingen kennen en kunnen . De oefeningen zijn er op gebaseerd om je zo goed mogelijk voor te bereiden op het rijden op de weg. De oefeningen zijn opgedeeld in 4 clusters.

  1. Lopen met de motor en parkeren (deze is verplicht);
  2. Oefeningen bij lage snelheid (vijf oefeningen, waarvan één verplicht en één naar keuze van examinator);
  3. Oefeningen bij hoge snelheid (drie oefeningen, waarvan één verplicht en één naar keuze van examinator);
  4. Remoefeningen (drie oefeningen, waarvan één verplicht en één naar keuze van examinator).

Als je op examen gaat voor de AVB heb je nodig:

  • Paspoort, Rijbewijs of identiteitskaart
  • Theoriecertificaat( LET OP alleen verplicht als je niet in bezit bent van het auto rijbewijs)
  • Bevestiging reservering(zorgt je instructeur voor)
motorrijbewijs speciale verrichtingen

Het AVB examen

Het AVB examen bestaat uit 4 clusters met in totaal 12 oefeningen. Uit ieder cluster is 1 oefening (bijzondere verrichting) verplicht en uit cluster 2,3,4 kiest de examinator er 1 oefening bij. Dit betekent dus dat je in totaal 7 oefeningen moet laten zien. Je hoeft niet alle oefeningen in 1 keer goed te doen. Je mag als een oefening onvoldoende is, de oefening nog een keer doen. Aan het einde van het examen moeten van de in totaal 7 oefeningen, er in totaal 5 voldoende overblijven. Als er 2 oefeningen onvoldoende zijn mogen deze niet in 1 cluster zitten.

Cluster 1

Achteruit parkeren

Het eerste cluster bestaat uit de oefening achteruit parkeren. In deze verplichte  oefening loop je met de motor aan de hand. Daarna parkeer je  de motor achteruit in een denkbeeldig  parkeervak en zet je de motor op de standaard. Vervolgens haal je de motor weer van de standaard en loop je naar rechts het parkeervak uit.

Cluster  2

Langzame slalom

De verplichte oefening in het tweede cluster is de langzame slalom. Er geldt geen richtlijn voor de snelheid. Gezien de geringe tussenafstand ligt een stapvoets tempo voor de hand. Het gebruik van een slippende koppeling is bij deze oefening verplicht. Van belang is verder de combinatie van juiste bediening . Langzaam rijden en het behouden van de balans . Dit alles doe je natuurlijk zonder de pylonen  aan te raken.

Wegrijden uit parkeervak

Bij deze keuzeoefening rijd je vanuit stilstand uit een parkeervak weg. Je maakt een haakse bocht en rijdt enkele meters rechtuit. De rijbaanbreedte is drie meter. Het belangrijkste van deze oefening is dat je gecontroleerd een scherpe bocht weet te maken,direct na het wegrijden.

Denkbeeldige acht

Met deze oefening laat je zien dat je een complete (denkbeeldige) acht kunt rijden in een rechthoekig kader . Je rijdt met trekkende motor en houdt daarbij een gelijkmatige snelheid aan. Je mag  je voetrem gebruiken en eventueel een slippende koppeling.

Stapvoets rechtdoor rijden

Hier is het de bedoeling dat je naast de lopende examinator blijft rijden over een afstand van twintig meter. Er wordt gelet op snelheid. Balans  en een juiste bediening van de motor. Je maakt gebruik van een slippende koppeling. Je voetrem mag je bij deze keuzeoefening ook gebruiken, maar je houdt je voeten tijdens het rijden op de voetsteunen.

Halve draai (links- of rechtsom)

Als de examinator  voor deze oefening kiest dan rijd je met licht trekkende motor op een denbeeldige rijbaan. Na de tweede pylon maak je in één vloeiende beweging een halve draai naar links of rechts. Je rijdt dan terug naar het startpunt.

Cluster 3

Uitwijkoefening

Cluster 3 bestaat uit 3 oefeningen,waarvan de uitwijkoefening verplicht is. Bij de uitwijkoefening kom je met vijftig kilometer per uur aanrijden door de poort. Vijftien meter na de poort moet je vóór een denkbeeldig muurtje van pylonen vaar links uitwijken.

Snelle slalom

Bij de snelle slalom zijn zes pylonen opgesteld. Deze slalom neem je bij een snelheid van minstens dertig kilometer per uur met trekkende motor. Belangrijk is dat het vloeiend en gelijkmatig gebeurt.

Vertragingsoefening

Bij deze optionele oefening  trek je vanuit stilstand op om snel te komen tot een snelheid van vijftig kilometer per uur. Je rijdt dan in tenminste de derde versnelling. Na het tweede poortje rem je af tot 30 kilometer per uur en schakel je minimaal één versnelling terug. Daarna rijdt je met deze snelheid een slalom om drie pylonen die acht meter uit elkaar staan.

Cluster 4

Noodstop

In het vierde cluster is de noodstop de verplichte oefening. Je rijdt minimaal vijftig kilometer per uur. Na het poortje rem je maximaal om zo snel mogelijk tot stilstand te komen. Natuurlijk verlies je de controle over je motor niet.

Precisiestop

Bij de precisiestop gaat het erom dat je op een bepaald punt stilstaat. Je rijdt eerst vijftig kilometer per uur en remt beheerst als je het eerste poortje van twee pylonen passeert. Daarna moet je de motor zeventien meter verderop tot stilstand brengen.

Stopproef

Naast de precisiestop  kan de examinator ook nog kiezen voor de stopproef als tweede keuze oefening. Het doel van deze oefening is dat je technisch goed remt. Je schakelt kort voordat je stilstaat terug naar de eerste versnelling. Je hebt een korte remweg.